Categorie archieven: KENNISCLIPS

Kennisclips

UItleg over kendeel 2.1

 

Reflectie op eigen gemaakt werk.

Het proces en product worden besproken door studenten nav een kunstweek.

Proces bij handvaardigheid

Proces bij schilderen

Het kerndeel

1. Algemeen

  • 1.1  De student kan verschillende functies en betekenissen van beelden in de samenleving benoemen en kan dit aantonen met voorbeelden.
  • 1.2  De student kan de specifieke bijdrage van beeldend onderwijs aan het leren en ontwikkelen van leerlingen verwoorden en kan dit illustreren aan de hand van voorbeelden.
  • 1.3  De student kan aangeven welke bijdrage beeldend onderwijs kan leveren aan de realisatie van de kerndoelen voor het primair onderwijs en hoe dit aansluit bij de voorschoolse ontwikkeling en de kerndoelen voor kunst en cultuur in het voortgezet onderwijs.
  • 1.4  De student kan de relatie tussen beeldend onderwijs en cultuuronderwijs toelichten.

 2. Structuur van het vak

3. Het vak en de leerlingen

  • 3.1 De student kan beargumenteren dat beeldend onderwijs bij leerlingen bijdraagt aan zowel creatieve ontwikkeling als psychomotorische, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
  • 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor beeldende activiteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep.
  • 3.3 De student kan op basaal niveau stadia van ontwikkeling volgens Piaget relateren aan stadia van beeldende ontwikkeling.

4. De samenhang met andere vakken

  • 4.1 De student kan de samenhang tussen andere vakken in de leergebieden Kunstzinnige oriëntatie en Oriëntatie op jezelf en de wereld illustreren aan de hand van thema’s.
  • 4.2 De student kan taal- en rekenonderwijs op een betekenisvolle manier en rekening houdend met het leerling-niveau, verbinden met beeldend onderwijs en kan dit illustreren met voorbeelden.
  • 4.3 De student kan keuzes maken voor het gebruik van digitaal beeldmateriaal en software vanuit de relevantie voor beeldend onderwijs en de betreffende leeftijdsgroep.

TOELICHTING CIRKELMODEL

Schermafbeelding 2015-02-24 om 11.57.09
Cirkelmodel kennisbasis

 

Hier volgt een nadere toelichting op de aspecten van het ‘cirkelmodel’:

Betekenis

De betekenis van een beeld wordt bepaald door zowel de maker als de gebruiker, maar wordt vooral ingekleurd door de culturele omgeving waarin het gemaakt is en waarin er naar gekeken wordt. Beeldend onderwijs helpt kinderen om te gaan met de beeldcultuur door betekenissen en functies van beelden aan de orde te stellen.

Rond de betekenis van beelden onderscheiden we twee benaderingen (De Visser, 1989): de morfologie van het beeld (wat er direct te zien is) en de iconografie van het beeld (de achtergronden, regels en symboliek zijn nodig voor het juiste begrip).

Vorm/beeldaspecten

Beeldaspecten zijn zichtbare vormgevingskenmerken die aan beelden te onderscheiden zijn: ruimte, kleur, vorm, textuur, compositie. Met kennis van en vaardigheid in het hanteren van beeldaspecten kan de maker gericht beïnvloeden hoe een werkstuk eruit ziet.

Materiaal

Beelden zijn objecten die ontstaan door bewerking van materiaal. Elk materiaal heeft eigen karakteristieke kenmerken. Vaak begint een vormgevingsproces door de aantrekkingskracht die van het materiaal uitgaat. Ieder domein heeft een eigen arsenaal aan materiaalmogelijkheden.

Beschouwen

Beschouwing van kunst en vormgeving maakt deel uit van beeldend onderwijs en is een belangrijke bron van informatie en inspiratie. Tijdens beschouwen onderzoek je de visuele informatie. Het is een proces van ervaren, interpreteren en analyseren. Beschouwen van eigen werk en andermans werk kan de maker een impuls geven een nieuw proces te beginnen.

Onderzoeken

Een kind dat vormgeeft onderzoekt al doende mogelijkheden van materiaal, variaties in de vorm (beeldaspecten) en het effect daarvan op de zeggingskracht en de betekenis van het werkstuk. Er wordt een beroep gedaan op creativiteit, het vermogen om nieuwe ideeën te produceren.

In het beeldend onderwijs leren kinderen visualiseren door verschillende procesroutes te volgen: nabootsen, experimenteren/improviseren, associatief werken, gebruik van toeval als ordeningsprincipe, planmatig en gefaseerd werken.

Werkwijze

Deze component heeft betrekking op de stappen in het beeldend proces. Procesvaardigheden worden ontwikkeld door te werken met een beeldende probleemstelling met een leeftijdsgebonden complexiteit wat betreft: materialen, technieken, onderzoeksopdrachten en planning van het proces.

Reflecteren

Dit kernconcept is overkoepelend voor alle vorige. Reflectie duidt op samenspraak met jezelf en met je omgeving. Het gaat erom dat je je intuïtieve innerlijke gewaarwording op een bewuster niveau brengt ten behoeve van het vormgevingsproces. Je doet dat gaandeweg en achteraf, door reflecterende vragen te stellen, zowel met betrekking tot eigen werk als met dat van anderen.

Kennisclip uitleg kerndeel 2.1 (testversie)

  • 2.1  De student kan de kern van beeldend onderwijs herkennen en toelichten aan de hand van het ‘cirkelmodel’ en kan de samenhang tussen proces- en productcomponenten beschrijven.

 

Uitleg kunstwerken van studenten 

Proces van Handvaardigheid door studenten